Deze tekening gaat hier over. Ga zitten achter een vlakke houten tafel. Deze tafel mag niet te klein zijn. Aan beide zijden van de ellebogen dient voldoende ruimte te zijn om een intiem gevoel van wijdsheid op te roepen bij de persoon die in het midden ervan zit.
Voor u ligt een mooi vel papier van minimaal 120- en maximaal 300 grams. Het is feitelijk een wonder dit papier. Zacht als huid. Strijk met de vlakke hand over het papier. Voel het oppervlak. Verplaats u in de vezelstructuur van het papier, dat glad lijkt, maar feitelijk kortharig is.
Stel u open voor de leegte van het papier. Het onpeilbare gebroken wit is als een aantrekkelijk persoon die je enkel nog van afstand hebt gezien, en die nog iedereen kan worden.
Schroef de dop van het vierkanten potje oost-indische inkt. Pak twee of drie tekenpennetjes van uw keuze. Leg ze in gelid naast het papier.
Als u daar behoefte toe voelt is dit een geschikt moment om diep te zuchten.
Bedenk u dat deze tekening gaat over iemand die, al zou je dat op het eerste gezicht misschien niet zeggen, totaal de weg kwijt is. Of misschien is het wel zo dat er enkel nog wegen zijn. En dat daarom iedereen…nu goed. Dat doet er nu even niet toe. De weg kwijt dus. Persoonlijk en beroepsmatig. Die hard op weg is een onaangenaam mens te worden. Te ironisch om werkelijk verbitterd te worden, hoewel dat het enige probate middel tegen de weemoed is. Soms triomfantelijke gestemd bij de gedachte dat hij al zo’n kleine veertig jaar hetzelfde doet, en net iets vaker om diezelfde constatering in somberheid gedompeld. In het midden van ergens is het alsof je als voor het eerst om je heen kijkt en vraag je je af hoe je hier terecht bent gekomen. En waar de fucking uitgang zich bevindt.
De zogenaamde hedendaagse kunst doet hem denken aan wilde dieren in gevangenschap. De wereld, denkt hij, heeft eigenlijk geen kunst meer nodig. De enige goede kunstenaars zijn dode kunstenaars. Omdat bij hen de beeldenstroom, de voortdurende roep om aandacht en de alledaagse urgentie in zekere zin tot rust is gekomen. Niet bij voortduring hun meest actuele Nu-heid te hoeven etaleren. Zich te kunnen voegen in een veel diepere vorm van Nu dat zich uitstrekt tot de eerste vuistbijlen in midden Kenia. Het internet. Jawel. De werkelijkheid. Een en hetzelfde ding. De enige relevante kunstvorm in die neurotische jungle is de pornografie. Voortzetting van dezelfde strijd, met andere middelen. Het wereld wijde web toont die wereld als een puberbrein. Zich eindeloos opwindend over van alles wat gisteren gebeurde, en morgen zou gebeuren kunnen, en ondertussen alleen maar denkend aan sex. Door alles afgeleidt behalve door zijn drift. Die in eenzaamheid werd geboren en in eenzaamheid sterft. Maar dat lijkt de drift zelf gek genoeg niets uit te maken.
Stelt u zich nu iemand voor die zich vast moet houden aan het geliefde tafelblad om niet weggeblazen te worden door een storm van weemoed als hij terugdenkt aan het koortsachtige geluk van de tiener wiens middelvinger gloeit en schrijnt van het urenlang gespannen arceren. Stelt u zich iemand voor die denkt aan een meisje dat hij ooit zag in de trein tussen Maastricht en Luik.
Het gekras boven het geboemel van de trein uit hoorbaar. Een klein gezin. Vader, moeder, dochter van 17. Chinees of Vietnamees. Ze spraken Frans met elkaar. De ouders met een accent. De dochter vloeiend en met het ingebakken dedain dat Franse meisje van 17 zo goed staat.
De moeder begon een gesprekje over een trui die ze niet in Maastricht gekocht hadden.
“Straks krijg je er spijt van.”
Het meisje deed haar dopjes in en zei koppig: “Zo’n trui kun je echt werkelijk overal kopen. Daar hoef je heus niet helemaal voor naar Maastricht te gaan.”
De vader schrok wakker uit zijn dutje en zei, zonder dat hij zich daarvan bewust was bijna precies hetzelfde als zijn vrouw zojuist had gezegd.
Die zei dan ook: “Dat zeg ik net ook, maar je dochter beweert dat je zo’n trui overal kunt kopen.”
De vader glimlachte om zoveel jeugdige overmoed en schudde zijn hoofd. “Ze krijgt er spijt van.”
De dochter zuchtte, startte haar playlist, en boog zich over haar kleine schetsblok.
Arceren, arceren, arceren. Razendsnel trok haar gespannen hand honderden, duizenden lijntjes. Ze tekende interieurs, paarden en meisjes. Vooral heel veel meisjes. Meisjes zoals zij. Met halflang haar, sweater en een spijkerbroek en gekleurde gympen zonder sokken. De meeste meisjes die ze tekende keken boos, of stoer, en spiegelde de uitdrukking op het gezicht van de jonge kunstenares.
Haar vader was weer in een dutje gestruikeld. Haar moeder keek met gemengde gevoelens van trots en bezorgdheid toe hoe de hand van haar dochter over het papier vloog.
Opgesloten in haar eigen wereld. Met gedachten die zo snel gaan als haar pen. Onbereikbaar. Hoeveel van die streepjes had ze haar dochter al zien tekenen? Een miljoen? Twee? Waar bleef de tijd. En toch: een kind dat zo tekende, die wilde voelen, zien, begrijpen en tenslotte deel uitmaken van die wereld: bij de twee eerder genoemde emoties voegde zich nu de weemoed toen ze terug dacht aan zichzelf toen ze zo oud was geweest. Ze keek naar het slapende gezicht van haar man. En herkende de trekken van hun dochter.
Deze tekening gaat over het gegeven voor altijd in die trein te zitten. Op weg naar het benauwende ouderlijk huis. En op de cadans van een blues van staal op staal, kadoempadoem kadoempadoem kaatsend tegen gitzwarte heuvels op te gaan in een wereld van streep en niet streep. Deze tekening gaat over het visuele wonder wanneer twee lijnen elkaar onder een bepaalde hoek kruisen.
Deze tekening gaat over het geluid van de pen op het papier. De geur van de inkt. De klamme verkrampte hand van de tiener. Turend naar de ogen van de leeuw. Proberen te ontdekken hoe dat zit met zo’n oog. En hoe dat in streepjes te vatten. De wereld klein en eindeloos als een vel papier. En niets belangrijker dan er achter te komen hoe het zit. En geen enkel verlangen groter dan het maken van de volgende tekening, en nog een.
Strijk nogmaals over het papier. Overdenk wat u zojuist gehoord hebt.
Pak het dopje van de inktpot en schroef het op de hals. Laat, nadat u het einde van de schroef hebt bereikt de hand op het dopje rusten. In nadenkende, of beter gezegd: zich be-denkende houding. Draai de dop weer van de fles. En doop dan met een zekere zwierigheid de pen van uw keuze in de inkt. Maak, ondanks al het voorafgaande, toch een tekening. En als u wilt nog een.
Gebruik hierbij uw fantasie.
Dick Tuinder